Artiesten, zelfstandigen en met een bijzondere arbeidsverhouding kunnen vanaf donderdag hun inhouding in de personenbelasting verlagen · Juridisch Nieuws

Vanaf aanstaande donderdag 26 januari zullen artiesten hun inhoudingen op de inkomstenbelasting zien verminderen met de inwerkingtreding van Koninklijk Besluit 31/2023 van 24 januari, dat de IRPF-regelgeving wijzigt.

De inhouding gaat van 15 naar 2% van het minimumtarief voor artiesten met een bijzondere arbeidsverhouding en van 15 naar 7% voor zelfstandigen met een inkomen van minder dan 15.000 euro, zoals gepubliceerd in het Staatsblad Staatscourant (BOE).

Verlaging van het minimum inhoudingspercentage in de modaliteit arbeidsverhoudingen

Dit koninklijk besluit brengt een wijziging aan van afdeling 2 van artikel 86 van koninklijk besluit 439/2007 van 30 maart (IRPF-verordening), dat nu luidt als volgt:

"2. Het inhoudingspercentage dat voortvloeit uit de bepalingen van het vorige lid mag niet lager zijn dan 2 procent in geval van contracten of relaties met een looptijd van minder dan één jaar of die voortvloeien uit een bijzondere arbeidsverhouding van kunstenaars die hun activiteit uitoefenen in de kunsten. audiovisueel en muzikaal, evenals mensen die technische of ondersteunende werkzaamheden verrichten die nodig zijn voor de ontwikkeling van die activiteit, maar niet minder dan 15 procent wanneer het inkomen uit arbeid voortkomt uit andere bijzondere arbeidsverhoudingen van afhankelijke aard. Voornoemde percentages zullen respectievelijk 0,8 procent en 6 procent bedragen wanneer er in Ceuta en Melilla arbeidsinkomsten zijn die genieten van de aftrek voorzien in artikel 68.4 van de Belastingwet.

De in het vorige lid bedoelde minimumtarieven van 6 en 15 procent inhouding zijn echter niet van toepassing op het inkomen dat de veroordeelden in de penitentiaire inrichtingen verwerven, noch op het inkomen uit arbeidsverhoudingen van bijzondere aard die een persoon met een onbekwaamheid.

Verlaging van de inhouding voor inkomsten uit economische activiteiten

Wederom wordt sectie 1 van artikel 95 van Koninklijk Besluit 439/2007 van 30 maart (IRPF-verordening) gewijzigd, dat als volgt zal luiden:
"een. Wanneer de opbrengsten een vergoeding zijn voor een professionele activiteit, is het inhoudingspercentage 1 procent op het volledige betaalde inkomen.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, zal voor belastingplichtigen die beginnen met het uitoefenen van beroepsactiviteiten, het inhoudingspercentage 7 procent bedragen in het belastingtijdvak van aanvang van de activiteiten en in de twee daaropvolgende jaren, zolang zij geen beroepsactiviteit in het jaar voorafgaand aan de startdatum van de activiteiten

Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde vorm van inhouding zijn de belastingplichtigen de betaler van de inkomsten verschuldigd bij het optreden van de genoemde omstandigheid, waarbij de betaler verplicht is de mededeling rechtsgeldig ondertekend te bewaren.

Het inhoudingspercentage is 7 procent in het geval van retouren betaald aan:

a) Gemeentelijke inzamelaars.

b) Verzekeringsmakelaars die gebruik maken van de diensten van externe hulppersonen.

c) Commerciële afgevaardigden van de Staatsloterijen en Staatsgokmaatschappij.

d) Belastingplichtigen die activiteiten uitoefenen die vallen onder de groepen 851, 852, 853, 861, 862, 864 en 869 van het tweede lid en van de groepen 01, 02, 03 en 05 van het derde lid, van de Activiteitsbelastingtarieven Economisch, goedgekeurd samen met de instructie voor de toepassing ervan bij koninklijk wetsbesluit 1175/1990 van 28 september, of wanneer de tegenprestatie voor genoemde beroepsactiviteit voortvloeit uit het verlenen van diensten die door hun aard, indien uitgevoerd namens anderen, zouden worden opgenomen in het toepassingsgebied van de bijzondere arbeidsverhouding van artiesten die hun activiteit uitoefenen in de uitvoerende, audiovisuele en muzikale kunsten, alsook van personen die technische of ondersteunende activiteiten uitvoeren die nodig zijn voor de ontwikkeling van die activiteit, op voorwaarde dat, in enig van de gevallen waarin hierin wordt voorzien, het volume van de volledige acties van de reeks van dergelijke activiteiten die overeenkomt met het onmiddellijk voorafgaande boekjaar r is minder dan 15.000 euro en vertegenwoordigt meer dan 75 procent van de som van de volledige inkomsten uit economische activiteiten en arbeid die de belastingplichtige in dat jaar heeft behaald.

Voor de toepassing van dit type inhouding moeten belastingplichtigen de betaler van de aangiften in kennis stellen van het optreden van genoemde omstandigheden, waarbij de betaler verplicht is om de mededeling naar behoren ondertekend te houden.

Deze percentages worden verlaagd tot 60 procent wanneer de opbrengsten recht geven op de aftrek in het quotum voorzien in artikel 68.4 van de Belastingwet.»